Categorie archief: Japan

Dromend over Kyoto

Terug is Amsterdam is Japan niet langer een land waarin ik de weg steeds kwijtraak, maar een droomland, niet echt te onderscheiden van de andere landen waar ik niet ben.

Het verlangen om ergens anders te zijn dan je bent, in Japan bijvoorbeeld, gaat voorbij aan je lichamelijke aanwezigheid ter plekke. Te vergelijken met kijken naar een film. In de bioscoop voel je de misselijk makende hitte van de woestijn niet waarnaar je zit te kijken. Dromend over Kyoto voel ik de vermoeidheid niet, die uit mijn tenen optrok toen in Fukui bleek dat de geldautomaten mijn bankpas niet accepteerden, en ik niet kon inchecken bij de eerste drie hotels waar ik aanklopte.

Ik droomde vannacht over de boeddhistische monnik die ik in de bergen tegenkwam, ik vroeg hem wat hij doet als hij lichamelijke lust voelt opkomen. Als antwoord bladerde hij in een boek (wat ik eerder zag in de Tibetaanse speelfilm Samsara), waarin minnende geliefden onder elkaars liefkozingen veranderen in de skeletten die ze eens zullen zijn. Dat doofde zijn lust wel uit.

Die lichamelijke aanwezigheid ter plekke maakt alle verschil. Het bewegende lijf – op zoek naar voedsel en een slaapplek – neemt ruimte in waarin ook andere lijven zich bewegen, en als je niet oppast, botsen ze tegen je aan, al zal dat op de trottoirs van Kyoto minder snel voorkomen dan in Lagos, stel ik me voor, maar dat kan in het echt wel heel anders zijn, want in die stad was ik nog nooit als lichaam tussen andere lichamen.

Lagos, dat is mijn volgende Tokyo.

Amsterdam, 14 mei 2014 | zie ook Japan in Image lab

Expert’s mind

In een buitenwijk van Tokyo deed ik vanmorgen mijn ogen open en keek op mijn iPhone. Te laat ontwaakt, veel te laat. Gisteravond belandde ik in een restaurant met Yoshimi, die me voorstelde aan een documentairemaker en zijn assistente, die me inlichtte over de Japanse maffia.

De documentairemaker hield zijn mond, hij had het alleen maar over Amsterdam, waar hij drie jaar geleden meisjes met lange benen aantrof die in minirokjes door de stad fietsten. De weg naar het Van Gogh Museum kon hij niet vinden, maar de Heineken Brouwerij, waar hij gratis! bier dronk, vormde geen probleem.

De assistente van de documentairemaker vertelde met grote ogen over de black power. De Japanse maffia. Hand in hand met machtige industriëlen, politici en ambtenaren hebben ze het land in de tang. Ze zorgden ervoor dat Japan hoog ontwikkeld, efficiënt en welvarend werd en ze waken ervoor dat het zo blijft. Wat de bevolking wil, bijvoorbeeld afschaffing van kernenergie, kan ze niks schelen.

Het ‘Systeem’ zorgde voor de bouw van 52 kerncentrales, op plekken waar elk moment een aardbeving kan plaatsvinden, zoals in Fukushima in 2011. De assistente zegt dat black power de dagloners ronselt. Zij trekken van kerncentrale naar kerncentrale om het gevaarlijke werk te doen. Ze slikt en zegt: we noemen ze nucleaire slaven.

Yoshimi kijkt verdrietig, ze fluistert: er is niets wat de gewone Japanner kan beginnen tegen het Systeem. Ik ben hier tweeënhalve week en de schaduwzijde van Japan, dat wonderlijk mooie, gesloten open, warme koude, diep oppervlakkige, efficiënt geregelde land, laat zich zien.

We dronken groene thee, maar het werd wel laat.

Mijn kamer ligt nog overhoop, mijn kleren moet ik nog passend in mijn koffer zien te krijgen, laptop en camera’s nog in de rugzak.

Ik keek op mijn iPhone hoe lang het duurt om met de metro, de trein en de monorail op Hameda International Airport te komen. Drie uur en tien minuten, dat is te lang, die tijd is er niet. Lichte paniek. Mijn Japan Rail Pass is verlopen, ik moet een los kaartje kopen van 4900 yen, dat heb ik niet meer in mijn portemonnee, de herbergier wilde gisteravond uitsluitend cash zien.

In the beginner’s mind there are many possibilities, in the expert’s mind there are just a few. Zenmeester D. T. Suzuki (zie: Bungy jumpen)

Mijn beginner’s mind neemt een vlucht. In deze buurt is vast geen geldautomaat te vinden die mijn Europese bankpas accepteert en ik weet niet welke richting ik de metro moet zoeken. Ik mis het vliegtuig, ik moet een veel te duur ticket voor het volgende vliegtuig kopen, en hier nog een nacht blijven. De reis die tot nu toe low budget was, brengt me op het randje van faillissement. Dat vliegtuig haal ik niet, ik kan geen drie uur reistijd in twee uur volbrengen, ik ben niet op de afgesproken tijd terug bij mijn geliefden in Nederland. Dat vliegtuig is weg voordat ik op het vliegveld ben.

Stop. Ik moet zien over te stappen op expert’s mind.

Ik kijk op de metrokaart van Tokyo, een spinnenweb van fel gekleurde draden en knooppunten met namen die allemaal op elkaar lijken. Er moet een snellere manier zijn dan mijn iPhone suggereert.

Gewoon de Chiyodalijn via Tokyo Station naar Hamammasuchi nemen, overstappen op de monorail richting Hameda, met mijn verlopen Japan Rail Pass naar de stationschef wapperen en rakelings langs hem heen rennen.

Dat vliegtuig, ga ik halen.

Tokyo, 10 mei 2014 | zie ook Japan in Image lab

 

 

Lost in Translation

De laatste stop van de spoorlijn van Osaka naar Koyasan heet Brug naar het Paradijs, tergend langzaam klimt de  kabeltrein de berg op. In het dal groeien bomen in de vorm van gigantische grassprieten, met een doorsnede van nog geen halve meter reiken ze vijftig meter de lucht in.

De toegang tot het paradijs is efficiënt geregeld.

Een Japanner in uniform en hagelwitte handschoentjes vraagt aan iedere passagier: welke tempel? Hij wijst ze de juiste bus aan en zegt hoeveel een kaartje kost. Ik heb geen tempel, maar ook daar is een bus voor. De chauffeur zet me af bij een kantoortje waar ik kan kiezen uit 52 tempels om de nacht door te brengen. Tempel 29 heeft nog plaats.

Kukai, later bekend als Kobo Daishi (de Grote Meester die de Boeddhistische Leer Propageerde), stichtte twaalf eeuwen geleden op deze plek een tempel, nu leeft het dorp van de tempel business. De Grote Meester is de grondlegger van het esoterische Shingon boeddhisme. Het verhaal gaat dat Kukai nog altijd op de berg verkeert, hij is niet levend en niet dood, maar verzonken in eeuwige meditatie voor de bevrijding van alle levende wezens. Zijn mausoleum staat op de top van de berg.

Het is een pelgrimsoord voor miljoenen Japanners. Ze komen uit het hele land om hem te begroeten, wierook te branden, mantra’s te prevelen.

Na de vuurceremonie die de volgende ochtend anderhalf uur duurt, met wierook en brandende kruiden in een half verduisterd vertrek waar monniken mantra’s reciteren, legt een van de monniken uit waar het werk van Kukai op gericht is. To attain enlightenment in this very body. Verlichting voor iedereen, in dit bestaan. Niemand hoeft daarvoor een eeuwigheid lang te mediteren en eindeloze reïncarnaties mee te maken, zoals de algemene overtuiging in de tijd van Kukai was.

De monnik zwerft met zijn blik over de gasten van zijn tempel, en laat hem dan op mij rusten. Strak kijkt hij me aan. Do you believe that? Natuurlijk. Off course, herhaalt hij, met een licht cynische ondertoon die er naar mijn weten bij mij niet in zat. Daarna leert hij ons een mantra.

Kukai schreef behalve filosofische werken ook gedichten.

A mantra is suprarational | It eliminates ignorance when meditated upon and recited | A single word contains a thousand truths | One can realize Suchness here and now | Walk on and on until perfect quiescence is reached | Go on and on until the primordal Source is penetrated.

In Kyoto zag ik vanmorgen een billboard met George Clooney, hij beveelt een alcoholisch drankje aan, zoals Bill Murray in de film Lost in Translation, die zich afspeelt in Tokyo.

Tokyo, 9 mei 2014 |  zie ook Japan in Image lab

 

Zappa in Japan

De laatste paar dagen bracht ik wifi-loos door aan de westkust van Japan. Losgezongen van google maps en booking.com was ik uitsluitend aangewezen op de Japanners om me heen.

We travel, initially, to lose ourselves; and we travel, next, to find ourselves. Pico Iyer. Dat eerste is me aardig gelukt, het tweede moet nog blijken.

Pico Iyer, een Britse schrijver van Indiase afkomst, liep 22 jaar geleden door dezelfde straten als ik vanochtend liep. Hij was op slag verliefd op Gion, het Geishadistrict in Kyoto, en daarna op een Japans meisje, met wie hij trouwde. Na een kleine kwart eeuw met haar in Japan schrijft hij: ik ben nog altijd een gaijin, een buitenlander, een vreemdeling, een alien.

De verbijstering van de eerste dagen in een land met onbegrijpelijke tekens en ondoorgrondelijke wezens was aan de westkust weg. De lucht was ijl.

Japanners waren niet langer de zwijgende massa’s in de metro van Tokyo en de niets ziende voorbijgangers op de trottoirs van Kyoto. Japanners, dat waren een zenmeester, een herbergier, een schrijfster van boeken over de Japanse cultuur en een oude bankier die op het einde van een lange avond de flamenco speelde op zijn gitaar. Ik had ze nooit in mijn eentje kunnen vinden.

Tracey bracht me bij ze, een Canadese vrouw van in de vijftig, met het formaat van een sumoworstelaar, scheuten paarse en groene plukken in haar wilde grijze krullenbos. Ze woont op drie uur rijden van Kyoto, midden in de bergen, in een zelfgebouwd huis waar ze keramische potten bakt en platen van Frank Zappa draait.

De schrijfster en de bankier ontvingen ons in een oude boerderij waar de schrijfster liet zien hoe je een traditionele Japanse maaltijd bereidt. De jeugd eet alleen maar fast food, zei ze. Ze kijken de hele dag op smart phones. Ze eten niet meer aan tafel . Ze weten niet hoe ze een conversatie moeten voeren. Yoshimi Nakagawa wil de tradities opschrijven, voordat ze allemaal verdwenen zijn, haar laatste boek heeft als titel Het Japan van niet zo heel lang geleden. De bankier en Tracey worden luidruchtiger naar mate de fles sake leger raakt, Yoshimi’s kin zakt langzaam op haar borst. Maak je geen zorgen, zegt Tracey, dat doet ze altijd.

De sake was een geschenk van de zenmeester waar we eerder op de dag te gast waren. Jiku Miyazaki liet zonnepanelen op het dak van zijn tempel plaatsen, op een digitaal schermpje ziet hij precies hoeveel kilowattuur stroom hij opwekt en verbruikt.

Ik vroeg hem naar suchness, een boeddhistisch concept waarover ik al een tijdlang mijn hoofd breek, zoheid: de dingen zien zoals ze zijn, zonder tussenkomst van zintuiglijke indrukken en redeneringen. Hoe kan dat? Hoe kun je iets waarnemen zonder waarneming?

Op tafel stonden nog de overblijfselen van de maaltijd die zijn vrouw voor ons had bereid, ik pakte een tomaatje uit de salade. Hoe kan je zonder inschakeling van je zintuigen weten dat dit een tomaatje is?

Hij zei: is het nodig om dat te weten?

Koyasan, 7 mei 2014 | zie ook Japan in Image lab

Krankzinnig

Op het nachtkastje van mijn hotel ligt The Teaching of Buddha, waar in Amerikaanse hotels doorgaans de bijbel ligt. Ik lees een passage over een man die krankzinnig werd toen hij in de verkeerde kant van de spiegel keek en zichzelf niet zag. Het commentaar van de Boeddha: hoe onnodig om krankzinnig te worden, alleen maar omdat je jezelf niet in de verkeerde kant van de spiegel ziet.

Sommige mensen worden krankzinnig als ze zichzelf in de goede kant van de spiegel zien. De Boeddha zou zeggen: hoe onnodig.

De monniken in Eiheiji tempel trainen hun geest, om niet langer misleid te worden door hun zintuiglijke indrukken, hun gedachten, hun emoties. Ik zag ze gisteren in de tempel zitten, in lotushouding, gezicht naar de wand, ruggen kaarsrecht: rijen kaalkoppen in shikantaza, ‘just sitting’. Alleen maar zitten, om de bewegingen van de geest te doorgronden en de geest vrij te laten zwerven.

Het zwerven van de vrije geest: dat moet nog mooier zijn dan dwalen in een stad vol vreemde tekens, zonder wifi om je terug op het pad te krijgen. In The Teaching of Buddha lees ik dat alles in deze wereld ontspringt aan de geest.

Bij het uitchecken vraag ik aan het receptiemeisje of ik het boek kan kopen. Hoewel de verleiding groot was, heb ik het niet gewoon in mijn koffer gestopt. Nee, zegt ze, dat kan niet. Ik stel voor dat ze het aan haar manager vraagt. Ze trippelt weg en komt even later terug. Three. Driehonderd? No, three. Ze zegt free. Ze geeft me The Teaching of Buddha voor niets.

Op het station raakt mijn armbandje verstrikt in het hengsel van mijn rugzak en de trein komt er zo aan. Ik wil noch mijn armband noch mijn rugzak kapot trekken, maar zolang ze aan elkaar zitten, kan ik niet opstaan. Het is als de vis en de haak. Ik hoor mijn trein het station binnenrijden, maar het armbandje komt alleen maar vaster te zitten.

Dan buigt een Japans vrouwtje zich over me heen, met haar knoestige vingers peutert ze het slotje open, ze glimlacht, en dat maakt alles weer anders.

Obama, 3 mei 2014 | zie ook Japan in Image lab

Eiheiji

In de lokale trein van Kyoto naar Eiheiji Guchi voert de conductrice een eenakter op. Ze heeft een beige mantelpakje en beige pumps aan, en een beige bolhoedje op haar hoofd. Ze schraapt haar keel en zingt de namen van de stations. Bij elk station buigt ze sierlijk en secuur, als de trein in beweging komt loopt ze door het gangpad om voor iedere passagier een buiging te maken.

Ik heb de tekens van Eiheiji Guchi op een papiertje geschreven, in de treinen is geen Latijns alfabet meer te zien. De conductrice tekent de plek waar ik de bus naar Eiheiji Tempel moet hebben, in zwarte en rode inkt.

De bus die ze getekend heeft staat precies op de plek die ze getekend heeft. Twee haltes verder stapt een Engelachtig meisje in, aan haar voeten heeft ze orthopedische schoenen met plastic plateauzolen en haar kuiten, zo dun als haar armen, steken in ijzeren beugels. De levenslust die uit haar ogen spreekt, trekt zich niks aan van die benen. De buschauffeur verandert door haar op slag van een norse sumoworstelaar in een suikeroom.

De oma van het meisje staat haar op te wachten bij de halte van Eiheiji Tempel. Nergens een tempel te zien. Eiheiji?, vraag ik aan de buschauffeur. De oma en de suikeroom moeten allebei heel hard lachen: ja, dit is Eiheiji. De weg naar de tempel maakt een bocht en voert dan omhoog, met aan weerszijden winkels die tempelsouvenirs verkopen. Monniken aan sleutelhangers, wierook met de naam van de tempel en T-shirts met Eiheiji erop.

‘s Avonds moeten om 9 uur de lichten in de tempel uit. Ik lig op een futon in een spaarzaam ingerichte kamer, het enige geluid komt van een bergstroompje. Morgen begint de dag om 3 uur ‘s nachts. Kosuken, een jonge monnik die me bij aankomst is toegewezen, zal me wekken om naar de zendo te gaan.

Het Engelachtige meisje zwaaide naar me toen de bus wegreed.

To study the Buddha way is to study the self, to study the self is to lose the self, to lose the self is to be enlightened by all things in universe. Zenmeester Dogen schreef deze regels op deze plek, in de bergen vlakbij Fukui, een zielloze stad die toen nog niet bestond. Ik liep er vanmiddag rond op zoek naar een geldautomaat, om de overnachting in Eiheiji te kunnen betalen.

Fukui, 2 mei 2014 | | zie ook Japan in Image lab

Lef en schaamte

Licht verwilderd kijken de koks/barmannen me aan zodra ik hun etablissement binnenkom. Inmiddels kan ik ze in hun eigen taal begroeten, en zeggen dat ik geen vlees eet. Voor sommige is dat het teken om opgelucht adem te halen. Dekimasen. Niet mogelijk. We serveren hier uitsluitend vlees. De stukken vis liggen in plastic folie voor hun neus, maar ik neem mijn verlies en druip af.

Aan de bar van het volgende eethuis zit Osamu Tsujimoto. Hij vult de gaten die vallen in de moeizame conversatie met de barvrouw, die bij mijn binnenkomst toegaf dat ze een beetje Engels spreekt. Osamu legt uit dat de poffertjes die de kok staat te bakken van inktvis en meel gemaakt zijn. Hot or spicy?, vraagt de barvrouw. Je kan de inktvis er altijd nog uitpeuteren, zegt Osamu.

Het kraakt in zijn hoofd als Osamu denkt aan de Engelse grammatica terwijl hij Engels probeert te spreken. Hij heeft in een boek gelezen dat hij zich niets moet aantrekken van de Engelse grammatica. Anders komen de zinnen niet uit zijn mond. Het helpt ook dat hij voor een bedrijf werkt waarvan het hoofdkantoor in Zweden staat, soms moet hij emails in het Engels schrijven. Dan verbiedt hij zichzelf ook om aan grammatica te denken.

Osamu laat me het verschil tussen koude en warme sake proeven. De repen papier met rode Japanse tekens die boven de hoofden van de gasten hangen, zijn de soorten sake en andere dranken die men hier schenkt. Ik ben in een Izakaya terechtgekomen. Daar waar gegeten wordt om het drinken te vergemakkelijken.

Zorgeloos vinden bier en sake hier de weg naar vermoeid ogende mannen en een enkele dame, die hier hun momenten van vergetelheid hebben.

Osamu zit hier om te vergeten dat vandaag op zijn werk een klacht binnenkwam van een grote klant. Ik vraag hoe het komt dat niemand wat tegen me zegt.

Japanners willen de grammatica perfect beheersen. Ze willen niet tekort schieten, ze willen behulpzaam zijn, ze denken dat dat zonder grammatica niet gaat. Ze hebben Engelse les op school gehad, maar er is nooit iemand om mee te oefenen. Als er dan uit het niets een buitenlander voor ze staat, dan hebben ze te veel schaamte en ontbreekt het de meesten aan lef.

Kyoto, 30 april 2014 | zie ook Japan in Image lab

Bungy jumpen

De zwarte daken van de Shunkoin Tempel glimmen van de regen. Ik denk aan het verschil tussen romantische eenzaamheid en schrijnende eenzaamheid.

De beroemde zenmeester D.T. Suzuki plantte in de tuin van deze tempel een azalea. Het boek van zijn ongeveer even beroemde naamgenoot Shunryu Suzuki ligt op de theetafel, Zen Mind, Beginner’s Mind, waarvan ik de eerste zin nog altijd niet vat. In the beginner’s mind there are many possibilities, but in the expert’s mind there are few.

Taka Kawakami, zenpriester, zegt dat westerlingen die naar hem toekomen voor een ‘authentieke zen-ervaring’ niets anders zoeken dan bungy jumps. Snelle kicks waar thuis niets meer van over is. Taka Kawakami levert geen authentieke zen-ervaringen.

Na zijn studie aan de Arizona State University nam hij de Shunkoin Tempel van zijn vader over en maakte er een overnachtingsplaats van voor westerse toeristen. Voor mij was geen plek in de tempel, maar ik mag wel met de andere gasten zijn zenles bijwonen.

De westerlingen komen bij hem met wilde fantasieën over verlichting. Hij spoort ze aan om in een Sanskriet-Engels woordenboek te kijken, dan kunnen ze zien dat verlichting niets anders betekent dan: gelukkig zijn.

Ze kunnen het in zijn tempel leren, hoe ze gelukkig moeten zijn. Hoe ze thuis gelukkig kunnen zijn. Sleutel is de training van de geest: niet langer willen dat de dingen anders zijn dan ze zijn.

Het regent nog steeds en ik wil niet verlangen naar de zon, maar ik doe het toch.

De westerse gasten hoeven van Taka Kawakami niet in lotushouding op een kussen te zitten. Het is zinloos om met stijve ledematen hetzelfde te willen doen als eeuwen geleden, toen dit de voorgeschreven houding was. Voortgekomen uit een cultuur waar het leven in huis zich op de vloer afspeelt. In elke houding kun je de geest trainen om niet verstrikt te raken in gedachten en emoties over gebeurtenissen en toestanden die je anders wilde dan ze zijn. Door op niets anders dan de ademhaling te letten.

Kawakami wijst op de brug van zijn neus. Op die plek, aan de binnenkant, komen veel zenuwen samen, het is een goede plek om de ademhaling te volgen.

Romantische eenzaamheid is zelfgezocht en bijna altijd tijdelijk. Schrijnende eenzaamheid dringt zich op, hij is schrijnend omdat je denkt dat hij nooit meer weggaat. Het is een eigenschap in plaats van een toestand geworden.

De kleine restaurants in Kyoto hebben voor hun ingang doeken hangen met Japanse tekens. Je ziet niet wat zich daarachter afspeelt. Om naar binnen te gaan moet je de doeken opzij schuiven, als een acteur die het toneel opkomt.

‘s Avonds kom ik op in een bijna leeg restaurant, ik ga aan de schaars verlichte bar in een hoekje zitten, met uitzicht op een aquarium en de kok die sushi aan het bereiden is. Mijn gezelschap van vanavond: levende vissen en in mootjes gehakte vissen.

Kyoto, 30 april 2014 | zie ook Japan in Image lab.

Geisha’s

In Kyoto wou ik dat ik thuis was, dromend over Kyoto. Dan was ik allang in het eeuwenoude geishadistrict Gion en daarna bij het Nijo Kasteel van de vroegere shoguns. Dan hoefde ik nu de straat niet op. De hele stad is een obstakel om in de stad de weg te vinden, de gezichten van de mensen zitten op slot. Ze zien me niet. Ze horen me niet. Ik voel me al drie dagen lang genegeerd en dat is lastig voor iemand die niet genegeerd maar begeerd wil worden of op zijn minst gezien. Begeerd willen worden is een zwakte, alsof je niet genoeg hebt aan de waardering die je voor jezelf kunt opbrengen.

Depending on others denies the Buddha inside you. Zenmeester Dogen. Over een paar dagen klop ik aan bij zijn tempel, hij richtte hem in 1244 op uit onvrede met de richting die het boeddhisme in Japan had genomen. Ik maak er niks van. Ik hang af van de blik van de ander en de boeddha laat zich niet zien.

Ik vraag het receptiemeisje om instructies om naar Gion te komen, en haar gezicht breekt  open. Daarna breekt het gezicht open van het oude vrouwtje bij de bushalte, althans het gedeelte dat ervan te zien is boven haar mondkapje. Ze wijzen me de weg. Ze hebben het beste met me voor.

De bus is behangen met Japanse tekens, ergens daartussen moeten de haltes vermeld staan. Het is een geluk dat een videoscherm ze ook laat zien, met de juiste uitspraak erbij.

De oude vrouw duwt me zowat de bus uit bij de halte die ik volgens haar moet hebben. Het receptiemeisje had gezegd dat ik tot het eindpunt moest blijven zitten, maar ik durf niet te protesteren. Dan blijken de trottoirs te wemelen van Japanners van wie de gezichten kunnen openbreken. Ze zeggen dat ze geen Engels spreken, en toch wijzen ze me de weg. Met de vinger op de kaart, met lange uithalen in hun Japanse uitleg, met knikken en buigen, krijgen ze me richting Gion.

Japanners uit het hele land en hier en daar een westerse toerist gebruiken het geishadistrict als het decor voor hun foto’s. Ze zetten elkaar voor de houten huizen met rode lantaarns en het liefst naast een van de geisha’s die zelf ook met hun camera door de straten flaneren. Een Japanner met een hip baardje en een ouderwets grote camera vraagt in het Engels waar ik vandaan kom. Als hij Holland hoort, schakelt hij over op Duits. Hij heeft jaren in Berlijn gewoond en vraagt of hij met zijn Hasselblad een foto van me mag maken. Iedereen zet hier iedereen op de foto. Het is een mooi tijdverdrijf, de bevriezing van momenten die allang niet meer bestaan, de Japanner uit Berlijn beseft niet dat hij me gered heeft.

Kyoto, 27 april 2014 | zie ook Japan in Image lab

Drop outs

Afspreken met een Amerikaan op een metrostation in Tokyo is niet zo moeilijk, het is alsof je samen op een eiland staat. John woont al zeven jaar in Tokyo. Het is dat zijn Japanse vrouw terug naar huis wilde, anders was hij liever met haar in Thailand blijven wonen. De mensen lijken daar meer op de mensen in Californië, relaxed, waar hij vandaan komt en als ze bij hem op bezoek zijn vragen ze: kun je de Japanners aan ons uitleggen? Man, I am American, what do I know? They are Asian and they don’t even get the Japanese. John kan me wel uitleggen dat de huidige drie generaties Japanners ook voor elkaar onbegrijpelijke wezens zijn. De oude mensen denken en leven volgens de traditie. Ze zijn zwaar in de meerderheid, wat betekent dat het aantal Japanners in een steeds sneller tempo zal slinken, tot er over twintig jaar van de 127 miljoen Japanners nog maar 100 miljoen over zijn. Hun kinderen groeiden op tot de mannen in pak en de vrouwen met shopping bags die de metro bevolken. Ze willen niet opvallen want ze willen niet buiten het systeem vallen. Wat bij ons het hoofd is dat je niet boven het maaiveld moet uitsteken, is hier de spijker die niet uit de plank moet steken. Hij wordt er meteen in getimmerd. John hoeft het subtiele gezelschapspel van binnen- en buitensluiten niet mee te spelen omdat hij Amerikaan is. Zijn collega’s zien hem niet als een bedreiging. Als hij het wel mee zou moeten spelen was hij zeker teruggegaan naar Thailand. Aan de studenten aan wie hij Engelse les geeft, ziet hij dat de kinderen van deze Japanners meer te kiezen hebben dan hun ouders op die leeftijd. Het brengt een waterscheiding met zich mee. Een grote groep treedt alsnog in de voetsporen van de ouders, door een universitaire studie te volgen met het oog op een carrière. De rest breekt daar finaal mee. Het levert een samenleving op van drop outs, omdat buiten het systeem niets bestaat. John geeft me de cijfers erbij. Japan heeft twee miljoen ‘shut ins’, jongeren die zichzelf in hun kamer opsluiten met hun elektronica en het huis niet meer verlaten. Vier tot acht miljoen ‘freeters’ (van het Engelse ‘free’ en het Duitse ‘arbeiter’), die tijdelijke parttime banen hebben in plaats van de baan voor het leven die hun vaders hadden. Als ik Japanners wil ontmoeten die zelf wel bepalen hoe ze leven en hoe ze erbij lopen, dan moet ik onder de freeters zoeken. Ze hebben paars haar.

Tokyo, 25 april 2014  | zie ook Japan in Image lab